Arno
21 juli 1981 — 31 december 2011
Arno is 7 keer met FOK meegegaan, de laatste keer in 2001
Arno was tijdens de kampen DE layout man van de befaamde FOK kranten! Je zag m nooit zonder zijn befaamde glimlach. Op de kaart van Arno stond:
Het leven is een groot feest!
Maar je moet wel zelf de slingers ophangen…
Dat is heel veel zeggend voor de manier waarop hij zijn leven echt geleefd heeft! We zullen hem missen.
Arno was ook een muzikant en ben zijn afscheid van Arno is dus veel mooie muziek gespeeld:
Boudewijn de Groot, Avond, live versie, Liedje van Iris en mij.
Blof: Dichterbij dan ooit (deze moet, was een nummer dat ik veel draaide toen Jolanda net was overleden)
Blof: Nieuwe maan (gewoon…mooi)
Louis Armstrong: What a wonderful world (mooie boodschap)
James Taylor ft. Carly Simon: How sweet it is (to be loved by you) (Is een belangrijk nummer geweest in m’n leven…)
Jim Croce: Time in a bottle (Voor m’n naaste geliefden, maar ook voor al m’n vrienden en familie…)
Op het afscheid hebben zijn vader Bram, zus Saskia en Iris, zijn grote liefde gesproken.
Hier onder staat de speech van Bram.
Ik heb lang nagedacht hoe ik zou moeten beginnen. Maar ik denk hiermee: Omdat de blog eindigde met de woorden dat Arno zou gaan overlijden, is het waarschijnlijk wel belangrijk voor velen van jullie te weten dat dit voor ons een vervelend, maar voor Arno vredig proces is geweest. Hij is met hoop op nieuwe longen in slaap gebracht toen hij geïntubeerd moest worden en heeft dus nooit geweten dat het almaar slechter ging met hem.
Ik heb allerlei mensen gevraagd iets over Arno te zeggen tegen mij, wat ik als materiaal voor mijn speech zou kunnen gebruiken, en allemaal kwamen ze met dezelfde reacties. Wie met hem in contact kwam werd vrolijk. Hij bracht echt een zonnetje waar hij binnen kwam. Het is niet eerlijk dat juist hij er nu niet meer is.
Maar hoe gek het ook is, ik ben tegelijk toch ook dankbaar dat ik hem nog dertig heb zien worden. Mijn vrouw en ik kregen op zijn vierde verjaardag in het ziekenhuis te horen dat hij waarschijnlijk niet ouder dan twaalf jaar zou worden. Maar in de loop der jaren werden de medicijnen beter en beter en we waren dankbaar voor elk jaar dat we er bij kregen.
We hebben hem dan ook een zo normaal mogelijke jeugd gegeven. Maar een normale carrière zat er natuurlijk niet in. Vandaar dat wij hem al vroeg met muziek in aanraking brachten. Hij ging met mij mee naar pianoles als jong knulletje, waar hij zijn vader wilde nadoen, en voor we het wisten zat hij zelf op pianoles. Zijn zus kreeg dwarsfluitles, zijn moeder speelde al van kinds af klarinet, en ik had in mijn kindertijd al eens een paar jaar gitaarles gehad. Dus muziek werd hem met de paplepel ingegoten.
Als hij er later geld mee kon verdienen vond ik het prima, en anders kon hij later op zijn minst troost uit muziek putten. Dat hij uiteindelijk bassist van Stoot zou zijn en er zo een uitgebreide vriendenkring aan over zou houden hadden mijn vrouw en ik toen nog niet voor mogelijk gehouden.
Arno heeft er uit gehaald wat er in zat. Dat is zeker.
Terugkijkend op zijn leven zijn er altijd dingen te ontdekken die je bij blijven. Zo was hij bij ons thuis altijd de gangmaker als het om grapjes maken ging. Je kon eigenlijk niet boos op hem zijn. Op vakantie in de auto zat hij eens voorin naast zijn moeder die reed. Jos riep Arno tot de orde voor iets, en prompt gaf hij zichzelf een pets op zijn wang, en toen op zijn andere wang. En lachen dat hij deed.
De eerste keer dat ik heel erg moest lachen om Arno was toen hij nog op de po in de huiskamer zat. Als Arno deze grap zou vertellen zou hij erbij zeggen: “Hij was toen 18.”Dat was natuurlijk humor per ongeluk. Ik stond in de keuken en Jos en Arno waren in de kamer. Op een gegeven moment hoor ik Jos tegen Arno zeggen: Arno haal die hand uit de po, Arno leg terug. Ik dacht dat ik er in bleef.
Zelfs als je rouwt om Arno moet je lachen om de herinneringen. Maar dat helpt. Het levend houden van de herinnering helpt. En als die dan ook nog eens leuk zijn …
Wat ook typisch Arno is was zijn liefde voor Audi’s en motor rijden. Arno kon van mij altijd de auto uitzoeken als ik er weer eentje moest bestellen, en hij configureerde er dan een zoals hij hem dan zelf zou willen hebben. Binnen het budget van de zaak natuurlijk, want de echte Audi was natuurlijk die van Leijnse. Dat was pas een grote. Maar Arno was ook wel tevreden met die van zijn vader, want die kon hij vaker lenen als hij weer eens een lange rit moest maken voor een optreden.
En motor rijden. Zijn oom Bob had hem helemaal gek gemaakt. En Arno maar zeuren thuis over dat wij moesten gaan motor rijden. Arno was nog lang geen achttien. Ik dacht, nou weet je wat, ik ga eens een proeflesje nemen, zeg naar waarheid dat ik er niks aan vind en dan in het over. Daar heb ik me in vergist zeg. Zelfs mijn vrouw ging motor rijden. Het kon dan ook niet uitblijven dat Arno zijn eigen motor kocht toen het kon. Heerlijke toertochtjes hebben we gemaakt met ons drieën en later met Jacqueline en zijn oma op de trike erbij, en mijn broer Niek mijn zijn vriend Dino weer. Wat een lol.
En altijd met de familie dollen als we weer eens op verjaardagsvisite waren. Mijn broer Niek en Arno waren altijd grapjes aan het maken en mijn schoonzus Lian moest het ook altijd ontgelden bij Arno. Lian is bepaald niet op haar mondje gevallen, maar bij Arno had ze het toch wel moeilijk.
O, en dan mijn beslissing om geen auto meer te hebben en alles met de fiets te doen. Dat was not done. Met de komst van het slechte weer de laatste paar maanden vond ik dat hij gelijk had, en dus kocht ik een motorfiets met een dak erop, een Toyota IQ. Arno wist niet hoe hij dit aan zijn vrienden moest vertellen. “O ja ik moet je nog wat vertellen: mijn vader heeft eindelijk een nieuwe auto gekocht [pauze] nou ja, een soort van auto. Een Toyota IQ. [Rob: Wa’s da?]. De Smart van Toyota. Stel ik altijd zijn auto samen, ben ik er even niet en dan koopt ie zoiets. Mijn vader klapte een keer de kofferbak dicht, liep naar voren om in te stappen en liep zo bijna die auto voorbij.” Toen Rob mij dit vertelde lag ik ook weer in een deuk, terwijl je eigenlijk verdriet hebt. Hoe kan dat, dat je moet lachen terwijl je verdriet hebt? Omdat het over Arno gaat denk ik.
Over Arno en zijn maniertjes te praten is de manier om hem levend te houden.
Arno heeft ook het geluk gehad dat hij niet één stel ouders heeft gehad, maar twee. Ludo en Anita. Wat hebben die hem verwend. En wat heeft Arno genoten van de luxe van hun huis in Knokke, en van het privé zwembad en van de grote auto’s. En alle klanten in de zaak bij Leijnse hielden van hem.
En als Jos en ik eens kwamen eten en er zaten klanten in de buurt die nieuw waren, kwam Arno, die dan in de bediening stond als hobby, weleens bij zijn ouders aan tafel staan om met zijn vingers op tafel te trommelen of het eten niet wat sneller kon. De mensen aan het andere tafeltje wisten niet wat ze zagen. Als we dan uitgelachen waren vertelde ik ze dat het onze grappen makende zoon was.
En zelfs als hij in het ziekenhuis lag werd hij verwend: Ludo of Anita belde mij en ik kon dan een grote schotel met krab, kreeft, zalm, paling, en wat niet al ophalen en meenemen naar Den Haag. Het viel wel op bij de verpleegkundigen. En Arno maar smullen. Koen, de chef kok, verwende hem ook maar waar hij maar kon.
Er is ook een periode geweest dat Arno in het Sophia ziekenhuis lag en de fotografe Sarah Wong bezig was om alle kinderen in het ziekenhuis te fotograferen voor een foto boek: Sophia’s Children. Twee mooie zinsneden uit dat boek:
CF’ers leven met de wetenschap dat ze nooit oud zullen worden. Het geeft ze een wijsheid die anderen op hun tachtigste nog niet bereikt hebben.
Iedereen bouwt een wereld om zich heen, en wij CF’ers bouwen een muur om ons heen. Sommige dingen zijn binnen die muur, en andere daarbuiten
Soms als Arno bij ons thuis was belde Rob. Dat wist je meteen want dan hoorde je Arno eerst minuten lang allerlei geluidjes maken, als doep/piep/blll/oioi, en dan eindelijk zei een van de twee “ga je mee lunchen. Ja. Ok” En dat was het gesprek.
Nog eentje: Op een zaterdag ochtend, Arno was toen net 14, zaten Ludo en ik koffie te drinken met Arno erbij in de zaak bij Leijnse. Ludo had net zijn vaarbewijs gehaald en was er trots op dat hij maar twee vragen fout had. Waarop Arno inhaakte met: “je naam en wat je verdient”
Natuurlijk heeft Arno ook dips gehad. Na zijn Haagse avontuur kwam hij weer bij ons thuis inwonen. Ik hield echt mijn hart vast of dat dat goed zou gaan, maar Jos en ik vonden het later juist weer jammer toen hij weer het huis uitging. Hij was het zonnetje in huis. Werkelijk.
Maar eerst zat hij zo in de put dat Ludo vanaf de wintersport met hem belde en tegen hem zei dat als hij wilde kon Arno komen, en Ludo regelde dan wel iets voor hem. En zomaar ineens kreeg Ludo een telefoontje: “Hee Ludo, ik sta onderaan de berg. Heb jij kettingen want ik kom er niet tegen op.” Stond ie ineens voor de deur. En het hotel was vol. Uiteindelijk werd er een kamertje snel ingericht en kon Arno blijven.
Maar gelukkig leerde Arno Iris kennen, en Iris Arno. Wat een geweldige schoondochter is ze ook voor ons geworden. Toen Iris voor het eerst bij ons binnenkwam wist ik het al meteen, dit is ze. Dit wordt de ware voor Arno. En dat is ze ook geworden en gebleven.
Mijn speech zit er op. Maar ik wil dit er nog wel aan toevoegen: Vroeger heb ik o.a. geleerd dat je je leraren dient te eren. Later heb ik me gerealiseerd dat daarmee zeker niet alleen de leraren op school werden bedoeld. Je kunt elke dag van iedereen leren. Je verrijkt je leven door om te gaan met mensen waar je wat van kunt leren. En wat heeft Arno ons geleerd? Hoe je met je lot kunt omgaan. Hoe je met mensen omgaat. Hoe je geluk kunt vinden ondanks je zorgen en handicap.
Want zoals Arno al schreef in zijn afscheidsdocument aan de familie: Geluk is het belangrijkste in het leven, niet gezondheid of geld … die dingen zijn alleen maar leuke toegevoegde waardes, want wat heb je er aan als je niet gelukkig bent.